Citation
1 - 611/7
1 - 611/7
BELGISCHE SENAAT
SÉNAT DE BELGIQUE
———
———
ZITTING 1997-1998
SESSION DE 1997-1998
———
———
6 DECEMBER 1997
6 DÉCEMBRE 1997
———
———
Parlementaire commissie van onderzoek
betreffende de gebeurtenissen in
Rwanda
Commission
d’enquête
parlementaire
concernant les événements du Rwanda
———
———
VERSLAG
NAMENS DE ONDERZOEKSCOMMISSIE
UITGEBRACHT DOOR
DE HEREN MAHOUX EN
VERHOFSTADT
RAPPORT
FAIT AU NOM
DE LA COMMISSION D’ENQUÊTE
PAR MM. MAHOUX ET
VERHOFSTADT
———
———
Aan de werkzaamheden van de commissie hebben deelgenomen :
Ont participé aux travaux de la commission :
1. Leden :
1. Membres :
— De heer Swaelen, voorzitter.
— De heren Mahoux en Verhofstadt, ondervoorzitters en rapporteurs.
— Mevrouw Bribosia-Picard, de heren Caluwé, Ceder, De Decker, Destexhe,
Goris, Hostekint, Hotyat, mevrouw Lizin, de heer Moens, de dames Thijs en
Willame-Boonen.
2. Leden met raadgevende stem :
— De heer Anciaux, mevrouw Dua en de heer Jonckheer.
Zie :
1-611 - 1996/1997 :
1:
2:
3:
4:
2. Membres avec voix consultative :
— M. Anciaux, Mme Dua et M. Jonckheer.
Voir :
Gedr. St. van de Senaat :
Nr.
Nr.
Nr.
Nr.
— M. Swaelen, président.
— MM. Mahoux et Verhofstadt, vice-présidents et rapporteurs.
— Mme Bribosia-Picard, MM. Caluwé, Ceder, De Decker, Destexhe, Goris,
Hostekint, Hotyat, Mme Lizin, M. Moens, Mmes Thijs et Willame-Boonen.
Voorstel van de heer Swaelen.
Amendement.
Voorstel van het Bureau.
Tekst aangenomen door de Senaat.
1-611 - 1997/1998 :
Nr. 5 : Voorstel van het Bureau aangenomen in plenaire vergadering.
Nr. 6 : Voorstel van de voorzitter aangenomen in plenaire vergadering.
Documents du Sénat :
1-611 - 1996/1997 :
No
No
No
No
1:
2:
3:
4:
Proposition de M. Swaelen.
Amendement.
Proposition du Bureau.
Texte adopté par le Sénat.
1-611 - 1997/1998:
No 5 : Proposition du Bureau adoptée en séance plénière.
No 6 : Proposition du président adoptée en séance plénière.
Handelingen van de Senaat :
Annales du Sénat :
24 april, 26 juni, 23 oktober en 27 november 1997.
24 avril, 26 juin, 23 octobre et 27 novembre 1997.
——————
De bijlagen (stukken 1-611/8 tot 15) zullen later worden rondgedeeld.
——————
Les annexes (doc. 1-611/8 à 15) seront distribuées ultérieurement.
1 - 611/7 - 1997/1998
( 334 )
MTS-officier, luitenant-kolonel Beaudoin, maakt
melding van een gesprek met FAR-officieren over een
genocideplan : « Quinze jours avant l’attentat, lors
d’un dı̂ner chez chef CTM, le G3 FAR a déclaré que
« si Arusha était exécuté, ils étaient prêts à liquider les
Tutsis » (1).
Le lieutenant-colonel Beaudoin, officier CTM, fait
mention d’un entretien avec des officiers des FAR en
ce qui concerne le génocide : « Quinze jours avant
l’attentat, lors d’un dı̂ner chez chef CTM, le G3 FAR
a déclaré que « si Arusha était exécuté, ils étaient prêts
à liquider les Tutsis » (1).
Voor de commissie verduidelijkt kolonel Vincent
hoe hij omging met de door hem ingewonnen inlichtingen : « Wij moesten controleren of het nieuws niet
werd opgeblazen. Als wij drie of vier keer dezelfde
informatie kregen, konden wij denken dat het om verschillende berichten ging. Daar ik militair-technisch
coöperant bij de Rwandese strijdkrachten was,
hadden doorgedreven professionele relaties het
imago van UNAMIR kunnen schaden. Ik kende kolonel Marchal weliswaar, maar wij hadden het nooit
over onze beroepsproblemen » (2).
Le colonel Vincent a fourni, devant la commission,
des précisions sur la manière dont il traitait les informations qu’il recueillait : « Nous devions contrôler
l’inflation des nouvelles. Si la même information nous
parvenait trois ou quatre fois, nous aurions pu penser
qu’il s’agissait de nouvelles différentes. Étant moimême coopérant technique militaire auprès des forces
rwandaises, des rapports professionnels poussés
auraient terni l’image de la MINUAR. Je connaissais
toutefois le colonel Marchal mais nous n’évoquions
pas nos problèmes professionnels » (2).
Kolonel Vincent stelt dat hij over goede inlichtingen beschikte aangezien hij als hoofd van het verbindingsbureau vaak contacten had met de leiding van
het Rwandese leger, en hij ook veel contacten had met
de Rwandezen die aan het hoofd stonden van de drie
Belgische projecten (3). Hij was tevens van heel wat
informatie op de hoogte aangezien hij de militaire
adviseur was van ambassadeur Swinnen, maar uitsluitend op militair gebied (4).
Le colonel Vincent déclare qu’il disposait de bons
renseignements, car, en tant que chef du bureau de
liaison, il entretenait des contacts fréquents avec le
commandement de l’armée rwandaise et il avait beaucoup de contacts avec les responsables rwandais des
trois projets belges (3). Il était également au courant
de beaucoup d’informations en tant que conseiller
militaire de l’ambassadeur Swinnen, mais uniquement dans le domaine militaire (4).
Toch benadrukt hij zelf geen inlichtingenofficier te
zijn, maar de chef van de samenwerking, en stelt hij
dat hij dus geen analyses moest maken (5).
Il souligne cependant qu’il n’était pas, lui-même,
un officier de renseignements, mais le chef de la
coopération, et que ce n’était donc pas à lui de faire
des analyses (5).
Zijn contacten met majoor Podevijn, die ook
werkte voor SGR, beperkten zich volgens kolonel
Vincent tot het doorsturen van de documenten van
majoor Podevijn wanneer diens fax defect was (6).
D’après le colonel Vincent, les contacts qu’il entretenait avec le major Podevijn, qui travaillait lui aussi
pour le SGR, se limitaient à transmettre les documents de celui-ci lorsque son fax était en panne (6).
Majoor Podevijn bevestigt deze contacten met
kolonel Vincent : « In het begin gebruikte ik zijn
infrastructuur voor het versturen van verslagen » (7).
De son côté, le major Podevijn confirme ces
contacts avec le colonel Vincent : « au début, j’ai
utilisé son infrastructure pour expédier des
rapports » (7).
De officiële informatieofficier bij de Force, kapitein Claeys, zegt wel contacten gehad te hebben met
kolonel Vincent, maar deze gingen nooit over specifieke aangelegenheden, zoals Jean-Pierre. Wel werd
van gedachten gewisseld, op informele wijze, over de
Le « Information officer » officiel auprès de la
Force, le capitaine Claeys, a déclaré qu’il avait été en
contact avec le colonel Vincent, mais jamais pour des
affaires concrètes comme Jean-Pierre. Il s’agissait
plutôt de discussions informelles sur la situation en
——————
——————
(1) Rapport van luitenant-generaal Uytterhoeven, Ann. A.
App. 18, blz.1.
(2) Hoorzitting met kolonel Vincent, BV, BCR, Senaat,
1996-1997, 7 maart 1997, blz. 130.
(3) Ibidem, blz. 132.
(4) Ibidem, blz. 133.
(5) Ibidem, blz. 133.
(6) Ibidem, blz. 132.
(7) Hoorzitting met majoor Podevijn, BV, BCR, Senaat,
1996-1997, 7 maart 1997, blz. 127.
(1) Rapport du lieutenant-général Uytterhoeven, Ann. A.
App. 18, p. 1.
(2) Audition du colonel Vincent, CRA, CSR, Sénat, 19961997, 7 mars 1997, p. 126.
(3) Ibidem, p. 128.
(4) Ibidem, p. 129.
(5) Ibidem, p. 129.
(6) Ibidem, p. 128.
(7) Audition du major Podevijn, CRA, CSR, Sénat, 19961997, 7 mars 1997, p. 123.
